De buurt is krachtiger dan gedacht

Henk Cornelissen is directeur van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA). Een man met een duidelijke mening: in de Nederlandse achterstandswijken schuilt meer kracht en organiserend vermogen dan gedacht. Maar het roer moet dan wel om: bewoners moeten meer speelruimte krijgen. En ze moeten de mogelijkheid krijgen om daadwerkelijk een eigen agenda uit te voeren, in plaats van aan te haken bij bestaand beleid. Als die ruimte geboden wordt, ontstaat er - haast vanzelf - een dynamische, op eigen initiatief geënte, community. De buurt kan meer dan we denken.

 

Inspirerende voorbeelden? Die zijn er te over. Tenminste, als we bereid zijn over onze landsgrenzen heen te kijken. Cornelissen: ‘In Amerika neemt de gemeenschap al heel lang het initiatief. Dat komt natuurlijk ook omdat de Amerikaanse overheid veel minder aanwezig is dan in Nederland.’ Dat heeft uiteraard ook zijn keerzijde: armoede en gettovorming zijn er erger dan hier. Tegelijkertijd ontstaat daar wat moois: de gemeenschap zelf heeft het meer voor het zeggen, ofwel Asset Based Community Development (ABCD). En er worden methodieken ontwikkeld, die goed werken.’ Cornelissen betoogt dat de professionals en beleidsmedewerkers in Nederland een aangeboren reflex hebben om zelf aan de knoppen te willen zitten. Niet de bewoner, maar de beleidsmedewerker heeft (of neemt) het initiatief bij de verandering van wijken en buurten. Bewoners kunnen alleen inhaken op de gekozen route. ‘In de praktijk werkt dat slecht’, stelt Cornelissen. ‘Er ontstaat een andere verhouding: de bewoner voelt zich in het beste geval “participant”, maar al te vaak niet gehoord.’

Loslaten is zo eenvoudig nog niet
Het LSA is in 2002 begonnen met bewonersexperimenten. ‘De praktijk was echter weerbarstig: tot veel geslaagde pilots heeft het niet geleid’, bekent Cornelissen. Oorzaak? De overheid heeft in de praktijk zeer veel moeite met “loslaten” en bewoners zijn ontwend zelf verantwoordelijkheid te nemen. Feitelijk wil de overheid eenvoudigweg nog te veel zelf doen. LSA ontdekte dat men in Engeland met hetzelfde probleem worstelde. Er werd een oplossing gevonden met de ontwikkeling van de Community Enterprise/Development Trust. Plukjes bewoners organiseerden zich met een veel zakelijker aanpak. In een aantal jaren tijd groeide deze community enterprises van enkele tientallen naar - nu - 500 initiatieven. Sinds premier Cameron aan de macht is, is het denken over “lokaal ruimte geven” in een stroomversnelling geraakt. Cameron is het debat over de kerntaken van de overheid gestart: van Big Government naar Big Society. Mensen moeten zelf de kans krijgen zich te ontwikkelen. En Cameron beseft dat er dan ook daadwerkelijk ruimte geboden moet worden. Een goed voorbeeld van deze “ruimte” is de nieuwe wet Right to Challenge. Daarin is vastgelegd dat bewoners het recht hebben zelf een bod uit te brengen op de uitvoering van een overheidsdienst, bijvoorbeeld ophalen van vuil of leerlingenvervoer. En dan is de overheid verplicht om dat te overwegen. De “concurrerende burger” is geboren.

De toekomst aan eigen initiatieven
Sinds 2011 is het LSA bezig dit model geleidelijk in Nederland te introduceren. Na een gesprek met de enthousiaste toenmalige minister Donner, kwam er vanuit het bestuur in Nederland meer ruimte om te starten met experimenten. Met een radicaal andere benadering en rol van de overheid: niet de welzijnswerker of beleidsmedewerker neemt het initiatief, maar de bewoner van de wijk zelf. De eerste experimenten zijn onlangs gestart. Gefinancierd door de Nationale Postcodeloterij, het fonds Werken aan Wonen en een klein beetje overheidsgeld van het ministerie van BZK. ‘Die projecten verkeren nog in een pril stadium, de experimenten zijn gebaat bij wat rust,’ vertelt Cornelissen: ‘Je moet een kip niet storen tijdens het broeden.’

Is een community enterprise moeilijk?
Cornelissen stelt dat je niet kunt spreken over dé wijkonderneming. Een blauwdruk voor een wijkonderneming bestaat niet. Sommigen leveren goedkope diensten, zoals ziekenvervoer en vervoer naar scholen. Anderen investeren in sociale samenhang, door de verhuur van ruimten voor bruiloften en partijen over te nemen. Vrijwel allemaal verzorgen ze training en scholing gericht op werk. Ook groenonderhoud staat op het lijstje. Het belangrijkste criterium: het moet absoluut passen in de wijk. ‘En dus zien we een grote diversiteit’, aldus Cornelissen. In London is zelfs een deel van een winkelcentrum in een wijk overgedragen aan de bewoners. In de experimenteerperiode verzorgt LSA de opstart. Een BewonersBedrijf maakt zelf een ondernemingsplan en ontvangt op basis daarvan een investeringskapitaal van het LSA. Cornelissen: ‘Een eerste mijlpaal zou dan ook zijn, dat deze ondernemingen over drie jaar nog bestaan. En dat ze de boodschap gaan verspreiden.’ Om dit alles mogelijk te maken, ijvert het LSA voor een buurtwet, die bewoners meer ruimte geeft om lokaal zaken naar eigen inzicht te regelen. Cornelissen heeft nog wel een disclaimer: experimenteren betekent ook dat er dingen kunnen en zullen mislukken!

Verder lezen: www.bewonersbedrijven.nl en www.lsabewoners.nl.