Jurgen van der Heijden, AT Osborne en Universiteit van Amsterdam
In plaats van een eenmalige actie om een braakliggend veldje om te toveren tot een plantsoen, of een klimaatstraatfeest, organiseren burgers nu wijkondernemingen die permanent producten en diensten leveren. Denk aan energie, voedsel, groen en eenvoudige vormen van zorg. Enkele ondernemingen hebben intussen zo’n staat van volwassenheid bereikt dat zij daadwerkelijk op dagelijkse basis leveren. Het feit dat zij los van elkaar zijn ontstaan, roept in de eerste plaats de vraag op ‘waar komt dat vandaan?’ In de tweede plaats is interessant om te zien wat zij gemeen hebben.
Als wilt weten waar de wijkonderneming vandaan komt, kun je mensen vragen waarom ze daaraan meewerken. Hun antwoorden vallen vaak uiteen in de categorieën people, planet, profit. Om bij people te beginnen, mensen werken nu in bedrijven, overheden en maatschappelijke instellingen, zoals scholen en ziekenhuizen. Zij werken daar en krijgen daar vandaan ook hun producten en diensten. Alles bij elkaar voor het individu een behoorlijk vervreemdende wereld. Minder vervreemdend is om klant te zijn van je eigen producten en die met de mensen in je eigen omgeving te maken.
Door de groeiende prijzen van grondstoffen, en de groeiende kosten om milieu en natuur te behouden, ontstaat een manier van produceren die veel dichter bij huis blijft. Afstanden voor transport nemen af, kringlopen nemen toe, en het langer en intensiever gebruiken van producten neemt toe. Dat is in de eerste plaats duurzaam, planet, maar ook concurrerend. Niemand kan concurreren tegen mensen die hun auto’s delen en die onder meer gebruiken voor het rondrijden van maaltijden naar mensen die niet zo goed meer voor zichzelf kunnen zorgen. Als dat extra maaltijden zijn van maaltijden die mensen toch al voor hun gezin maken, dan zijn de kosten zeer laag, en is de concurrentie opnieuw zeer hoog.
Niemand kan concurreren met de klant die zelf gaat produceren en dat handig organiseert met anderen in zijn omgeving. Geen energiebedrijf kan goedkoper produceren dan mensen met eigen zonnepanelen of een windmolen. Geen zorginstelling kan goedkoper produceren dan mensen die de handen ineenslaan en zelf gaan zorgen voor maaltijden, vervoer, huishoudelijke hulp en zelfs wijkverpleging. Dat maakt de ‘profit-kant’ van de wijkonderneming sterk, maar opvallend is dat winst helemaal het doel niet is. Economische doelen zijn kostenbesparing en het vasthouden van waarde. Kosten bespaar je door samen zonnepanelen in te kopen, een auto te delen, of een extra maaltijd af te nemen. Een buurt die dat voor elkaar heeft, is van grote waarde. Je woont daar graag en voor de prijs van je huis krijg je veel meer.
Kostenbesparing en het vasthouden van waarde zijn ook voor de overheid van het allergrootste belang. Gezinnen kunnen rond een maandsalaris per jaar besparen door mee te doen aan collectieve energie, deelauto’s en stadslandbouw. Deze gezinnen zullen minder snel een beroep doen op de overheid. Bovendien helpen zij om de economie beter draaiend te houden, en daarvan profiteren allen. De wijkonderneming is het instrument om dit te organiseren. Deze maakt het burgerinitiatief van voorheen van een leuk extraatje tot straks een significante economische, sociale en ook duurzame factor.
De continue stijging van prijzen voor grondstoffen en voor behoud van natuur en milieu, en de versnelling van die prijsstijging, vormen de constante druk die de wijkonderneming zal doen opkomen. De huidige economische crisis heeft dit versneld, en daarmee ligt een belangrijke oorzaak bloot van de opkomst van de wijkonderneming. Minder vervreemding en een beter behoud van de planeet zijn andere belangrijke oorzaken. Die worden overal gevoeld en dat verklaart de gelijktijdige opkomst van tientallen wijkondernemingen in Nederland, en daarbuiten. Dit maakt het ook niet zo verwonderlijk dat er veel overeenkomsten zijn, naast verschillen natuurlijk.
Belangrijke overeenkomst is dat de klant aan het roer staat. Hij wil zijn prijzen laag houden. Dat doet hij door zich te verenigen met andere klanten, en als vrijwilligers. Pas als hun wijkonderneming zo groot is, dat zij iemand kunnen inhuren, dan treedt professionalisering op. Die professional is in dienst van de vrijwilligers. Andere overeenkomst is dat iedereen mee mag doen en dat is solidair. De verenigde klanten stellen zich op als burgers. Die richten nieuwe nutsbedrijven op waarmee allen samen het mogelijk maken om te profiteren van de laagste prijs. Zo herscheppen zij het publiek domein. Opvallend is dat zij daarbij kijken naar de overheid die gelegitimeerd is om binnen het publieke domein op te treden. Dat de overheid deze burgers legitimeert in hun werk binnen dit domein, is voor deze burgers een grote stimulans en voor de overheid een belangrijke taak. Die mag zij niet naar willekeur inzetten, maar alleen als de burger kwaliteit levert en solidariteit garandeert.