Freek van Ossel, wethouder van Amsterdam
Wethouder Freek Ossel is een warm pleitbezorger van wijkondernemingen. Ze leveren meer sociaal-maatschappelijk en financieel rendement op.
Zijn wijkondernemingen - na de bewonersbudgetten - de nieuwe heilige graal?
‘Dat is wat sterk uitgedrukt, want bewonersbudgetten hebben zeker iets opgeleverd. Maar het resultaat van wijkondernemingen en bewonersgestuurde wijkontwikkeling is veel beter. De aanpak van bewonersinitiatieven werd te veel bepaald door instituties en subsidies, terwijl het juist nodig is dat bewoners zelf de inhoud bepalen van projecten en er verantwoordelijk voor zijn. Dat laten de wijkondernemingen zien.’
Kunt u een voorbeeld noemen waaruit dit blijkt?
‘Bij de Meevaart is niet gekozen voor een klassiek buurthuis, maar daar hebben bewoners het heft in eigen handen genomen. Er komen nu meer en betere initiatieven van de grond voor veel minder geld. Een ander mooi voorbeeld is “Geef om de Jan Eef” (red: Jan Evertsenstraat, Amsterdam). Een overval op een juwelier was voor bewoners en winkeliers aanleiding na te denken waarom het zo slecht ging in de straat en hoe het beter kan. Wat begon als een comité van verontruste burgers, heeft geleid tot een stichting met goede promotieactiviteiten voor die winkelstraat. Ze willen nu ook gaan investeren in vastgoed.’
Op welke manier stimuleert u de wijkondernemingen?
‘We hebben geen standaard subsidies en willen dat ook niet. Het is maatwerk. In plaats van dichtgetimmerde plannen met kwantificeerbare doelen op te stellen, stappen we op initiatiefnemers af. We vragen wat ze nodig hebben. Dat is vaak meer dan geld. Al is een kleine investering om de eerste stap te zetten soms wel nodig. We adviseren ook en brengen initiatiefnemers desgewenst in contact met andere wijkondernemingen, maatschappelijke organisaties of bedrijven die ze willen steunen.’
Wat heb je nodig om dit goed te doen?
‘Je moet weten wat er in de stad gebeurt. Mijn ambtenaren houden oren en ogen open. Ze attenderen mij op nieuwe initiatieven, kennen de contactpersonen en bezoeken de bijeenkomsten. Daarnaast is medewerking van instellingen zoals woningcorporaties erg belangrijk. Je moet goed weten welke bedrijven en maatschappelijke instellingen wijkondernemingen willen faciliteren. Het zou ook goed zijn als er een soort open stimuleringsregel uit de Europese Unie beschikbaar zou zijn. Dit is een internationale ontwikkeling.’
Wat vindt u moeilijk aan wijkondernemingen?
‘Ze staan er niet ineens. Het begint met enthousiasme en vervolgens ontwikkelt zich dat in een bepaalde richting. Je kunt niet meteen zeggen wanneer deze initiatieven iets opleveren. En wat.’
Hoe gaat u hiermee om?
‘Geduld hebben. En de politiek overtuigen van de waarde van wijkondernemingen. Uitleggen dat deze initiatieven zich organisch ontwikkelen. Ook de raadscommissie moet geduld hebben. Dat is niet gemakkelijk.’