Interview Pieter Winsemius
Steeds meer mensen willen en kunnen zelf maatschappelijke activiteiten verrichten, alleen daar moet je de ruimte voor geven. Dat is de kernboodschap van oud-minister Pieter Winsemius. En de raad vervult een cruciale rol in het vergroten van dat vertrouwen, zo betoogt Winsemius in het interview op de pagina's 53 tot en met 57 van het magazine.
Volgens Winsemius is de overheid wel gewend aan het maatschappelijke initiatief, waarbij burgers samen een activiteit bundelen. 'Spannender wordt het echter als burgers activiteiten willen ontplooien die wat haaks staan op het eigen overheidsbeleid. Dan ontstaat er bij de raad en het college vaak een kramp: 'Dat is toch iets waar wij voor zijn verkozen? Daar gaan wij toch over?' En het is juist zaak om niet in de kramp te schieten, maar ruimte te bieden en te laten als raad. Daar zorg voor dragen, dat is een van de zaken waarbij de raad richting college een zeer belangrijke rol heeft.'
Om definitief uit de kramp te raken, moeten een paar zaken inzinken, zegt Winsemius. 'Allereerst: het besef dat de ene burger de andere niet is. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar de overheid (en dus ook het raadslid) heeft daar moeite mee. Dat lijkt immers haaks te staan op het gelijkheidsbeginsel, maar vanuit de samenleving bekeken is het logisch. Als je bijvoorbeeld over de kwaliteit van de kinderopvang in gesprek gaat, dan heb je daar als 71-jarige toch wat minder betrokkenheid en misschien ook wel minder kennis van. Rond dat thema moet je dus met mijn dochter in gesprek. Tegelijkertijd verwacht de overheid echter als het - bijvoorbeeld - om complexe beleidsdiscussies gaat, dat 'iedere' burger daaraan zou moeten meedoen. En dan is er teleurstelling als het maar mondjesmaat gebeurt. Dat is natuurlijk helemaal niet raar, want zoals we net al constateerden: de ene burger is de andere niet! Met andere woorden: in contacten tussen burgers en overheid is het zaak om aan te sluiten bij elkaars belevingswereld.'
De rol van de raad in de doe-democratie is het zijn van wegbereider en het tot stand brengen van verrbindingen. En dat uiteindelijk toetsen in een representatieve democratie. Daarnaast moeten gemeenteraden beseffen dat veel zaken voor burgers niet-politiek zijn. 'Als je bijvoorbeeld naar de Wmo kijkt, dan zijn de kaders zeer politiek, maar is de uitvoering (mantelzorg) nu juist apolitiek. In dat spanningsveld opereert een gemeenteraad. Pas als iets fout gaat, wordt het weer politiek. Tegelijkertijd kun je als gemeenteraad ook 'eigen' plannen geschikt maken om met burgers te co-creëren. In Hoogvliet (Rotterdam) is dat bijvoorbeeld rond de renovatie van een grote wijk: daar zijn drie gelijkwaardige plannen door de raad vastgesteld, waarna burgers binnen deze kaders naar een plan toe mochten werken. Op die manier wordt het ook een 'plan' van de burgers. Zo'n manier van werken werkt natuurlijk ook prima in een buurt: als je meer groen wil, dan is het helder dat je op andere zaken zult moeten inleveren.'
Als er één gremium in staat is om trekkers en verbinders van maatschappelijke netwerken in de samenleving op hun beurt te verbinden met bestuur en organisatie, dan is het de raad, stelt Winsemius. Bent u het daarmee eens? Zo ja, hoe zou u als raadslid dit praktisch invullen?